TERNAT – Straatnamenboek van Frans Du Mong online

C21

TERNAT – Straatnamenboek van Frans Du Mong online

Img_0645_60p_knip
 

Vijftien jaar geleden publiceerde lokaal historicus en schrijver van schoolboeken en historische verhalen, Frans Du Mong zijn boek “Wat betekent onze straatnaam?” “Het bevat een schat aan informatie over het lokale erfgoed, en daarom willen we er nu via de website van de gemeente meer mensen laten mee kennismaken”, zegt schepen van Erfgoed Guido Van Cauwelaert. Frans legt zelf uit hoe het werk tot stand kwam en wat je er allemaal in vindt.

Frans Du Mong werkte 2,5 jaar aan zijn “beknopte etymologische, toponymische en historische kennismaking” met de 182 straten van Ternat.
ZO OUD ALS DE STRAAT
‘Zo oud als de straat’, zegt men, en in Ternat zegde men vroeger ’zo oud als Steenstraat’. Die Steenstraat is de vroegere naam van de Assesteenweg. “Die weg dateert waarschijnlijk al van de Nervische of de Romeinse periode, dit wil zeggen: enkele eeuwen voor en na het begin van onze tijdrekening”, vertelt Frans Du Mong. “Hij maakte toen deel uit van een kilometerslange heirbaan vanuit het Franse Bavai naar Asse-Kalkoven en vermoedelijk zelfs tot een stuk in Nederland. Zo'n legerbaan heette toen een 'via strata" (geplaveide weg, onze straat), ook wel "via calciata" (een weg voor hielen = voetgangers), waarvan onze "kalseide, kassei" is afgeleid, en het Franse "chaussée" vervolgt Frans.
“Maar we hebben in Ternat nog een andere "heerbaan, zelfs met die naam”, zegt Frans. “Het is een verbindingsweg tussen de gehuchten Opalfene en Terlinden. Deze heirbaan heeft niet de evolutie gekend van de Assesteenweg, maar zou oudtijds toch deel uitgemaakt hebben van een Nervische of pre-Romeinse weg, die vertrok aan de kusten van het Franse Boulogne, Zuid-Vlaanderen en het Pajottenland doorkruiste en zo langs Wambeek, Ternat, Zellik, Relegem, naar Mechelen stevende. In 1604 heette ze trouwens nog "Herwegh", later "Mechelsche baene over Wambeke".
En wie oudere kaarten van onze regio bestudeert, merkt dat de Opalfense heirbaan vroeger in de Bieshoop aansloot op een nu verdwenen voetweg en verder op de Wambeekse Schapenbaan en de Lennikse Schapenstraat.
Sta me toe al een paar zeer oude banen te benoemen!
Vooreerst waren er de langere verbindingswegen naar meer afgelegen gebieden toe. Doorgangswegen! Het waren bijna allemaal Vlaanderen-Brabantwegen.
De belangrijkste lijkt me de zogenaamde "Brusselbaene". Deze vertrok vanuit Vlaanderen (Liedekerke, zeg maar), doorkruiste het westelijke bosgebied van Lombeek, volgde het traject van de huidige Meersstraat en de Lippensput (tussen de heide en de vochtige gebieden), liep dan langsheen de huidige Processiestraat, de Ternatse Emile De Croesstraat ( je moet de spoorweg wegdenken!) en gaf uit op de Statiestraat. Dan deed ze de Ternatse Dries (Marktplein) aan en kwam via de Molenstraat op de hedendaagse Brusselstraat terecht ter hoogte van de vijvers van Sint-Anneken.
Tot de categorie van de oudere wegen behoren ook de meeste verbindingswegen naar de grens en het centrum van de buurgemeenten. Centra waar zich ruim 1000 jaar geleden wellicht al beperkte woonkernen bevonden.
Een ervan is de Essenestraat. Met de Essenestraat bedoel ik uiteraard niet het huidige geasfalteerde baantje ten noorden van de brug over de E40 - deze dateert van 1958 -, maar de originele. Deze vertrok oudtijds aan de Dries (markt) in Ternat, volgde de huidige Borredam, dook ter hoogte van de pastorie de hedendaagse Donkerstraat in (vroeger was hier een bareel), volgde verder de Nattestraat, repte zich Steenstraat over, dan langs de Steenvoordestraat, de Overnelleweg, en kwam dan aan de huidige kronkelende Essenestraat en sloot aan op de Essense Ternatsestraat. Deze liep dan tot aan de oost-weg,  nu de Gentse Steenweg.”
Maar hoe zit het nu met de namen van die straten, Frans?
“De ontstaansgeschiedenis van onze straatnamen loopt aardig parallel, vind ik met deze van onze familienamen. Tot in de vroege middeleeuwen leefden de mensen nog in kleine gemeenschappen samen en had men geen familienamen nodig. Men heette bijvoorbeeld Geraart of Geertrui, zonder meer, simpelweg omdat er in de omgeving maar één persoon aanwezig was met die naam en iedereen voldoende wist over wie het ging, wanneer hij of zij ter sprake kwam. In de 12e eeuw echter, toen de groepen groter werden en te veel individuen dezelfde voornaam droegen, geraakte  - ter onderscheiding - geleidelijk aan de toenaam in gebruik. Deze refereerde zeer vaak naar de plaats waar hij of zij woonde of vandaan kwam of naar de stiel of de bezigheid die hij uitoefende. Iemand uit de omgeving yan een bos, werd "Van den bosch" genoemd, iemand die aan een vijver woonde werd "Van de vijver” genoemd. Deze benamingen werden mettertijd algemener, werden erfelijk en werden stilaan ook als officiële familienamen geregistreerd.
Met de straatnamen liep het - zoals gezegd - nauwelijks anders. Bezat iemand een lapje grond, dan bouwde hij daarop een hoevetje. Datzelfde deed een ander op een belendend perceel. En zo handelde ook een derde en een vierde, allen langsheen dezelfde landstrook, die algauw een gemeenschappelijke doorgang of weg werd. En als die toevallig gelegen was naar een bos toe, dan kreeg die op den duur "den bosweg" als benaming. Op dezelfde wijze verging het de "molenweg", de "kerkweg" enz. enz.
In feite ontstonden zo de straatnamen quasi als vanzelf. Wel waren het aanvankelijk nog geen eigennamen, maar gewone substantieven. Stilaan kregen ze echter een meer officieel karakter, werden na verloop van tijd als authentieke eigennamen beschouwd en als dusdanig ook met een hoofdletter geschreven. Alles bij mekaar mag men er dus van uitgaan, dat de straatnaamgeving in het begin op zeer persoonlijke en subjectieve gronden berustte en vrij lang erg wisselvallig is geweest.
Vele oude wegen danken hun bestaan aan de natuurlijke omgeving waarin ze gelegen zijn. De Meersstraat vormde van oudsher de scheidingslijn tussen het drogere heidegebied en de natte meersen;  de Bosstraat tussen de heide en het Hertigembos; de Kattestraat tussen het landbouwareaal en het Liedekerkebos. En noem maar op.
Onze vroegere wegen waren aanvankelijk erg primitief. 's Zomers lagen de meeste er uitgesproken mullig bij, 's winters steevast drassig, met diepdoorvoorde karrensporen, en... werden door de  omwonenden zelf aangelegd. Dat gebeurde meestal met mutsaards (aitsels, takkenbossen) en met "bolen" (boomtronken), ook met gestampte klei, later met steenslag. De systematische verharding zorgde er nadien voor dat de weg tot straat werd gepromoveerd. Maar hij moest ook onderhouden worden en dus werd iedereen verplicht - ik citeer - te synen coste te vermaecken, opzetten, repareren ende ruymen de straete, canten, grachten ende waterlopen. Dit heb ik overgenomen uit een Ternatse verordening uit 1927.
Zo werden in 1931 alle volwassen mannelijke inwoners van Wambeek door de gemeenteraad opgevorderd om gedurende 1 dag aan de straten te komen werken.
Nu, wie de situatie van ons voormalig wegennet wil begrijpen, stel ik voor zich met enige fantasie het Groot-Ternatse landschap van pakweg 200 jaar geleden voor de geest te toveren, dit wil zeggen vóór de aanleg van de spoorwegen en de autoweg.
Smalle, donkere draswegen met sloten links en rechts, en enkele wilgen of esbomen-. Uitgestrekte weiden en meersengebieden, veel meer bos. Her en der een langgevelhoevetje met een zijgevel naar het regenzuidwesten gericht, met minuscule venstertjes met erachter 's avonds wat kaarslicht of het licht van een olielamp. Geen riolering, geen stoepen, geen fietspaden, geen verkeer, tenzij dan een kruiwagen of een driewielkar, getrokken door een os.
Vergelijk dat alles met de huidige toestand en merk het verschil: spoor- en autowegen, geaccommodeerde beton- en asfaltwegen, brede verkavelingslanen met mooie villa's, industriegebieden langs de Assesteenweg, verlichting naar hartenlust enz. enz.
Namen verklaren: uit de tijd van de Kelten, de Romeinen en de Germanen
Oude toponiemen opsporen en ze een straat of een laan toebedelen,  is één zaak, ze verklaren is een andere. Op het eerste gezicht lijkt het allemaal wel vrij eenvoudig: een Kerkstraat ligt allicht in de nabijheid van een kerk, waarover wat te brouwen valt; ook benamingen als Chrysanten of Vinkenlaan scheppen geen noemenswaardige problemen, evenmin als Bos-, Meers- of Heidestraat, maar wat gedacht van Massestraat, Vitseroelstraat, Loddershoekstraat of Brassaertlos? In dergelijke gevallen wordt de verklaring van straatnamen een hoogst subtiele opdracht, voornamelijk als ze dateren van een ver verleden, of als de spelling ervan in de loop van de eeuwen hopeloos werd geradbraakt, of als er weinig of geen tussenvormen beschikbaar zijn? Desgevallend komen uiteraard meerdere verklaringen in aanmerking. Wat bijvoorbeeld met de "Beeldekensstraat" in de Bieshoop, een eenzame weg van Sempst naar Terlinden? Is de naam herkomstig van "belt" of "bult", d.w.z. heuvel, helling? Of van het Westgermaanse "biluka" wat door een greppel of haag afgesloten akker betekent? Twee visies die allebei perfect mogelijk zijn. Ooit moet de naam "Beeldeken" sowieso zinvol zijn geweest. Hij werd immers verzonnen door mensen uit de omgeving en is later bovendien aanvaard gebleken, gezien hij tot op heden opgenomen is in de officiële straatnamenlijst.  Wat er ook van zij, hoe delicaat de studie van de straatnamen ook is, het is een waardevol hulpmiddel in dienst van talloze takken van de wetenschap. Wegbenamingen kunnen immers gegevens bevatten die in de huidige omgangstaal al sinds eeuwen verdwenen zijn. Wie gebruikt er in zijn dagelijkse taal - zelfs zijn dialect - nog woorden als "bore", of "weurf" of "lodder"? Wie weet dat Morette ooit Marette is geweest en Overnelle zo'n 800 jaar geleden als "Avernelle" klonk en dit misschien enkel en alleen door het samenvallen van de Germaanse a en o?
Ik gebruik hier het woord "Germaans". Waarom? Omdat het een van de talen is die oudtijds in onze streken werd gebruikt. En ook sporen heeft nagelaten in ons plaatsnamenmateriaal. U moet weten dat in de loop van de verre eeuwen onze gewesten min of meer achtereenvolgens werden bewoond door drie bevolkingsgroepen, met name de Kelten, de Romeinen en de Germanen. De Kelten bevolkten onze streken al wellicht sedert 400 jaar voor Christus. Ze spraken Keltisch, laat staan een aantal Keltische dialecten die wel enigszins van elkaar verschilden. Uiteraard hadden ze ook al hun eigen plaatsnamen. En men gaat ervan uit dat vele van onze water- en woudnamen van Keltische origine zijn. Van een van die Keltische stammen, de Nerviërs, hebben we trouwens vermoedelijk het eerste lid van de naam "LOMbeek" geërfd. LOM betekent "loom, traag vloeiend".
Een tweede taallaag is de Latijnse. Ze dagtekent van de Romeinse periode die een aanvang nam omstreeks 60 vóór Christus, toen de Romeinen hier binnenvielen, en ze duurde zo'n 4 á 5 eeuwen. Uit die tijd werden ons benamingen als " Lennik" (Liniacum) en"Gooik" (Gaudiacum) nagelaten.
Misschien ook Morette (Moretum), maar vast staat dat niet. De meeste van onze plaatsnamen stammen echter uit het genoemde Germaanse  stratum en dateren van de tijd van de Franken, die hier in de 4e-5e eeuw na Christus binnenvielen en een einde stelden aan de langdurige Romeinse heerschappij.  Van hen komen in de eerste plaats een aantal samengestelde toponiemen op -gem, zoals in Bodegem, Affligem, wat "woonplaats" of "heem" betekent.  Ook op -sel, zoals in Brussel, afgeleid van sala (zaal, woonplaats).
Germaans of noem het Frankisch, zijn ook onze Ternatse oude naamwoorden zoals "broek" (zoals in de Lombeekse Broekstraat), wat "moeras" betekent; ook "hout" (zoals in Elshoutweg in Wambeek); of "voord" (doorwaadbare plaats) , zoals in Steenvoordestraat. Ook "rode" (gerooide plaats) of "lo" (beboste plaats). “
Wat is nu het opzet van dit boekje, Frans?  
“Het is niet mijn bedoeling belerend over te komen maar ik hoop dat het van nut mag zijn voor alle inwoners van Ternat, die zich interesseren voor hun straat, hun laan, hun wijk, hun gehucht, en dat ze door het inkijken van dit werkje zouden inzien hoe rijk Ternat is aan erfgoed en verleden, hoe prachtig aan natuur en landschap, hoe intensief aan gemeenschapsleven.
Moge het ook nuttig zijn voor de inwijkelingen. Het biedt hen immers een nauwere kennismaking met hun nieuwe gemeente en toont hen de weg naar de lokale diensten van uiteenlopende aard.
Moge het ook een hulp zijn voor de jongeren, die er hun gemeente beter door leren kennen, om aldus vanuit de aangereikte gegevens te kunnen vertrekken voor een verdere ontdekkingstocht in de plaatselijke geschiedenis en aardrijkskunde en verderop naar de gewestelijke, nationale en wereldproblematiek toe. Hierbij moet het worden beschouwd als een nuttig promotieboek voor onze gemeente “, besluit Frans.

 

In 2016 werd ook reeds de verhalenbundel 'Denkend aan vroeger’ van Frans Du Mong online gezet op de Erfgoedpagina van de gemeente.

Lees ook

Frans Du Mong brengt een nieuwe verhalenbundel uit

 
Delen op FacebookDelen op TwitterDelen op GoogleDelen op DeliciousDelen op DiggDelen op StumbleuponEmail ditMeer...
 
05 jun 2018
GVC
 
 
 
Terug
 

Meer Nieuws

Guido van Cauwelaert | 22 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 22 mrt 2024
Commerciële partners, advertenties en vacatures
Guido van Cauwelaert | 21 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 21 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 16 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 08 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 08 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 08 mrt 2024
Guido van Cauwelaert | 06 mrt 2024

archief